In Nederland leven zo’n 200.000 kinderen in armoede. Hun verhaal blijft vaak onverteld, weggestopt achter de façade van stilzwijgen en schaamte. Rochelle Heerema, moeder en betrokken burger, weigerde dit verhaal te negeren toen ze op een basisschool kinderen met slechts een koekje als lunch zag. Ze ontwikkelde een manier om met kinderen over armoede te praten.
Armoede vormt niet alleen een financiële barrière, maar ook een emotionele en educatieve hindernis voor kinderen die in een gezin met geldtekort opgroeien. Ze groeien op in een omgeving waar kansen schaars zijn en stress en zorgen overheersen. Hierdoor krijgen ze niet altijd de kans om zich optimaal te ontwikkelen. Het gedrag van ouders kan sterk van invloed zijn op hoe kinderen omgaan met geld en financiën als ze volwassen worden. De gedragspatronen van ouders worden vaak overgenomen door kinderen, waardoor armoede een erfelijk probleem lijkt te zijn. Als de post door ouders ongeopend wordt weggegooid omdat die alleen maar ellende brengt, is de kans groot dat kinderen dit later ook gaan doen.
Het doorbreken van de vicieuze cirkel van armoede vergt echter meer dan alleen inkomensondersteuning. Het vraagt om een verandering in de manier waarop we over armoede denken en praten. Door deze verandering in de klas te starten, leggen we een fundament voor een toekomst waarin armoede niet langer een onbesproken taboe is, maar een uitdaging die we gezamenlijk aangaan, met begrip, ondersteuning en bovenal, met hoop.
Kinderen zijn ervaringsdeskundigen
Kinderen zijn niet de oorzaak van armoede, maar wel een deel van de oplossing. In zijn boek Kinderen in Armoede, geeft Joris Billen[1] ook aan dat kinderen niet de oorzaak zijn van armoede: ze leven toevallig in een gezin in armoede. De kiem om uit de armoede te geraken is bij hen aanwezig, maar door de ongunstige omgeving verloopt het ontkiemen moeilijk. Ze zijn geen passieve wezens. Ze willen een deel van de oplossing zijn. Daarom is het belangrijk dat we weten hoe kinderen die in armoede leven hierover denken en wat hun ervaringen zijn met de verschillende deelaspecten.
Kinderen hebben vaak heel positieve en creatieve voorstellen.
Kinderen zijn ervaringsdeskundigen. Met hun hierover in gesprek gaan en luisteren naar hun adviezen over de te nemen beslissing, is volgens Billen heel nuttig. Kinderen hebben namelijk vaak heel positieve en creatieve voorstellen. Billen geeft verder aan dat bij voorkeur scholen een rol spelen om met kinderen het gesprek aan te gaan, zonder precies te weten waartoe zo’n gesprek precies zal leiden. In kringgesprekken kunnen ze op zoek gaan naar voorstellen om de armoedesituatie te veranderen.
Gemeentelijk armoedebeleid
Gemeenten zijn lokaal verantwoordelijk voor het armoedebeleid. Zij kunnen helpen als kinderen door geldgebrek van hun ouders niet met leeftijdsgenoten kunnen meedoen. Bijvoorbeeld met zwemles, een schoolreisje of een verjaardag. Zo wordt de kans op sociale uitsluiting kleiner. Gemeenten streven naar een integrale aanpak van armoede waarbij in samenwerking met diverse diensten en (externe) partijen wordt gekeken hoe de situatie van mensen die (dreigen) onder de armoedegrens (te) leven, door een gezamenlijke aanpak verbeterd kan worden. Eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid komen tegenwoordig steeds minder centraal te staan in de gemeentelijke aanpak.
In de praktijk blijkt dat niet iedereen gebruik maakt van de regelingen waar men in principe recht op heeft. Dit komt onder andere door het woud aan regels waarin inwoners, maar ook hulpverleners, regelmatig verdwalen.[2] Het niet-gebruik van de regelingen wordt daarnaast veroorzaakt door schaamte, schroom, trots en veelal de valse hoop ‘dat familie helpt’.
Tot leren komen
Het thema armoede leeft op scholen omdat leerkrachten zien dat geldzorgen thuis leerlingen ernstig kunnen belemmeren in hun ontwikkeling. Kinderen die opgroeien in armoede hebben in verhouding meer zorgen waardoor ze weinig ruimte in hun hoofd hebben om tot leren te komen. Daarmee is armoede een bron van ongelijke kansen en dit kan er uiteindelijk toe leiden dat leerlingen vroegtijdig de schoolverlaten. Scholen kunnen verschillende rollen hanteren om met armoede om te gaan. Deze kunnen worden geordend in drie categorieën[3]:
1. Signaleren: van belang is dat scholen armoede bij leerlingen en hun ouders signaleren, zodat elke leerling gezien wordt. Dit is vooral een taak van leerkrachten omdat zij de leerlingen en ouders het best kennen en daardoor ook het best een vertrouwensrelatie op kunnen bouwen.
2. Ondersteunen: scholen kunnen leerlingen en hun ouders ondersteunen op zowel sociaal als financieel gebied. Bijvoorbeeld door ouders te helpen bij het terugvragen van aan school gerelateerde kosten bij fondsen. Deze taak ligt vooral bij de zorgprofessionals en de brugfunctionarissen.
3. Stimuleren: scholen kunnen gezinnen in armoede helpen door bij te dragen aan meer structurele kansen. Leraren besteden bijvoorbeeld aandacht aan financiële educatie of door de veerkracht van leerlingen te vergroten door ze te leren met stresssituaties om te gaan.
Illustratie: Bob van der Meijden
Dialoog in de klas
Het initiatief de ‘Leskist Kansrijk – Doorbreek de cirkel van armoede’ sluit hier goed op aan. De Leskist Kansrijk biedt de mogelijkheid om het gesprek over het lastige onderwerp armoede in de klas op gang te brengen. Het is letterlijk een kist vol boeken, lesmateriaal opdrachten en een dilemmaspel gericht op kinderen van de basisschool, de brugklas en het vmbo. Het lesmateriaal stelt leerlingen in staat om zich in te leven in de personages van de boeken en te ervaren hoe het is om in armoede op te groeien. Via de hoofdpersonages leren de kinderen dat er altijd hoop is, zelfs in moeilijke omstandigheden.
Naast individuele en groepsopdrachten is het lesmateriaal gericht op het voeren van de dialoog in de klas. Door open communicatie en educatie kunnen we een omgeving creëren waarin kinderen zich gesteund voelen, gehoord worden en de kans krijgen om bij te dragen aan een positieve verandering. De dialoog in de klas kan een context van empathie en solidariteit creëren, waarin kinderen elkaars situatie beter begrijpen en steun bieden. Kinderen leren op jonge leeftijd dat armoede iets is wat iedereen kan overkomen en ze leren ook om hulp te zoeken zonder schaamte.
Onderduiken in de wereld van armoede
De Leskist Kansrijk wordt geplaatst bij de bibliotheek en een school kan de leskist lenen voor de periode van zes weken. Aan de hand van de lesinstructie en zeven jeugdboeken (het voorleesboek en zes verschillende boeken) neemt de leerkracht de klas mee langs verschillende vormen en aspecten van armoede. In het project staat het boek ‘Adres onbekend’ van Susin Nielsen centraal. Dit boek wordt voorgelezen door de leerkracht. Tijdens de eerste les introduceert de leerkracht zes andere boeken die een aspect van armoede behandelen.
Kinderen gaan vragen stellen als: ‘Is het normaal dat je niet naar zwemles kan?’
De leerlingen gaan in groepjes werken met een boek (op basis van hun leeservaring en leesniveau) en maken opdrachten uit het bijbehorende werkboekje. Tussendoor zijn er klassikale lessen waarin bijvoorbeeld in een kringgesprek dilemma’s worden besproken over geldtekort. Het dilemma-spel is een leuke manier om leerlingen na te laten denken over moeilijke beslissingen en om hun kritisch denkvermogen te stimuleren. Bijvoorbeeld over wat ze zouden kiezen als hun ouders geen geld hadden voor winterkleding: in een korte broek naar school gaan of de versleten, maar wel warme broek van een oudere broer of zus aantrekken.
Aan het eind van het project komt alles samen: de werkgroepjes presenteren hun ervaringen, werk en kennis aan de andere leerlingen. Door zelf te ervaren, dieper op armoede in te gaan en via verschillende verwerkingsmogelijkheden en het presenteren aan anderen, maken leerlingen en de leerkracht zich het onderwerp meer eigen dan via een klassikale les over armoede. Hiermee stimuleer je kennis en empathie bij de leerlingen en de leerkrachten.
Ervaringen van een leerkracht
Leerkracht Merel Kelderman van basisschool de Viermaster heeft recent het project met de Leskist Kansrijk afgerond. Via de bibliotheek werd ze geattendeerd op het project. Ze merkt dat de boeken leiden tot openhartige gesprekken in groep acht. ‘We hebben net een boek uit over armoede in Nederland en in het buitenland. Je merkt dat leerlingen hier nu meer kennis over krijgen en dat het helpt om begrip op te wekken voor kinderen die in armoede leven. Ze stellen bijvoorbeeld vragen als “is het normaal dat je dan niet naar zwemles kan?” of “waarom krijgen niet alle kinderen nieuwe kleding?” Die dingen zijn voor sommige kinderen vanzelfsprekend, dus tijdens dit project zijn dat wel eyeopeners.’
In haar klas zit overigens geen leerling die te maken heeft met armoede: ‘Dat komt niet heel veel voor op deze school. Ik kan me voorstellen dat deze methode wel handvatten biedt waardoor je er als docent eerder achter komt of leerlingen thuis te maken hebben met geldproblemen.’ Wat Kelderman verder heeft verrast, is dat de leerlingen vooral met oplossingen proberen te komen: ‘Ze moesten aan het eind van het boek een presentatie maken over armoede in Nederland en het buitenland. Toen had iemand als oplossing dat als de rijkste twintig mensen van de wereld tien procent van hun vermogen af zouden staan, de armoede in de wereld opgelost zou kunnen worden. Ik vond het mooi om te zien dat ze echt met ideeën kwamen.’
Tot slot
De Leskist Kansrijk brengt de verschillende werelden van armoede bij elkaar. In de lesbrief voor de leerkracht staan tips over hoe leerkrachten in de klas met armoede kunnen omgaan. Ook zijn de gemeentelijke armoederegelingen toegevoegd zodat een leerkracht bij oudergesprekken ouders eventueel kan doorverwijzen. Dit sluit aan op de leidraad Omgaan met armoede op scholen. Bij de officiële lancering van de leskist wordt altijd de wethouder uitgenodigd. De wethouder gaat in gesprek met de kinderen en hoort uit eerste hand wat de kinderen belangrijk vinden en welke ideeën ze hebben om met armoede om te gaan.
Bron: @SociaalBestek